314
17 November 1900.
Intusschen wil spreker er nog op wijzen, dat velen zich een
vepkèerd begrip vormen omtrent het betalen van belastingen.
Menigeen denkt, dat belasting bestaat in het betalen eener
som gelds, zonder daarvoor iets anders terug te ontvangen.
Dit is. geheel onjuist. Belasting is eene bijdrage aa.n de alge-
meene kas, waarvoor men het genot erlangt van onderwijs,
bestrating, verlichting, de maatregelen, die in het belang der
openbare gezondheid genomen worden enz. Dit alles is voor
den mensch even onmisbaar als spijs en drank.
Hieruit volgt., dat aftrek van belastingen zoo min mogelijk
moet.worden toegestaan.
De heer Reigersman zegt, dat hij over het algemeen niet
.erg ingenomen is met dc voorgestelde wijzigingen. Hoe meer
gelègenheid er bestaat tot aftrek, des te meer aanleiding zal
dit geven tot chicaneeren. Gaat men echter tot aftrek over,
dan' moet daaronder vallen alles, wat de belastingschuldige
niet heeft, om te kunnen verteren. Daartoe behooren dus ook
de periodieke uitkeeringen aan kinderen, onverschillig of die
wonen binnen of buiten de gemeente. Die aftrek enkel toe te
staan voor uitkeeringen aan binnen de gemeente wonende
kinderen noemt spreker dwaas, inconsequent, onlogisch.
Nog op een ander punt wil spreker de aandacht vestigen,
namelijk de- kortingen voor pensioensbijdragen. Ook deze
bfchooren onder de aftrekken,te worden opgenomen. Wenscht
men :hct systeem te .volgen, dan moet- dit consequent worden
doorgevoerd.
De heer Verschraage kan zich in het algemeen met het
voorstel wel vereenigen, met het óog' op dc billijkheid, welke
daarin gelegen is. Spreker heeft-; echter bezwaar tegen den af
trek wegens verschuldigde lijfrenten of periodieke uitkeerin
gen krachtens Imedfhchcidiiuj, zcóals dié bepaling luidt in het
gewijzigd voorstel van burgemeester en wethouders, omdat
dit aanleiding kan geven tot belastingontduiking. Liever zag
spreker in dit'opzicht het voorstel van den heer Teychiné
gehandhaafd.