334
29 December 1900.
Hieraan voldaan zijnde, worden door genoemden heer ach
tereenvolgens in handen van den voorzitter afgelegd de
eed van zuivering en de eed van trouw, voorgeschreven bij
art. 39 der gemeentewet.
De voorzitter wenscht den heer Vissers geluk met
zijne benoeming tot lid van den gemeenteraad en vertrouwt,
dat hij gaarne zal willen medewerken tot bevordering van
het welzijn van Bredaen dat hij ook, bij verschil van mee
ning, ieders overtuiging zal weten te eerbiedigen, omdat de
belangen der gemeente en de bloei der stad door allen wor
den in het oog gehouden.
De heer Vissers dankt den voorzitter voor zijne geluk-
wensclien en voegt er aan toe, dat hij, ofschoon slechts werk
man en uit dien hoofde niet al te zeer met gemeentezaken
vertrouwd, toch gaarne zal willen medewerken tot datgene,
wat strekken kan tot bevordering van den bloei der gemeente.
Hierop neemt genoemde heer zitting.
Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde
A. Ingekomen stukken.
1. Kohieren wegens het gebruik van den openbaren ge
meentegrond voor het dienstjaar 1901, opgemaakt overeen
komstig do bepalingen der verordening op d- heffing van een
recht voor het gebruik van den openbaren gemeentegrond,
vastgesteld 7 September 1897 en goedgekeurd bij koninklijk
besluit van li Januari 1898, n°. 8, als:
a. wegens aanwezige kluizen en andere inrichtingen, op
gemaakt krachtens art. 2 sub C van gemelde verorde
ning
h. wegens aanwezige beerputten, opgemaakt krachtens
art. 2 sub D van gemelde verordeningen
r. wegens aanwezige spoorstaven, opgemaakt, krachtens
art. 2 sub E van gemelde verordening.