34 13 Januari 1900. „beneden den prijs door de zoogenaamde eigenbouwers zouden „worden aangekocht, en in dat geval zoude men terecht kun- ,,nen spreken van nadeel aan de werklieden toegebracht. „Wij meenen met het bovenstaande voldoende te hebben „aangetoond a. „dat het werken op bestelling aan de ambachtsschool „geen nadeel aan de werkbazen en de werklieden te „Breda toebrengt b. „dat het voor het onderwijs aan de ambachtsschool „noodzakelijk is dat voorwerpen op de ware grootte door „de leerlingen worden vervaardigd in verscheidenheid, „zooals die voor de verschillende bouwwerken enz. noo- „dig zijn en dat die voorwerpen zoo eenigszins mogelijk „direct eene nuttige bestemming krijgen. „Wij geven U daarom in overweging aan adressanten te „berichten, dat het werken op bestelling aan de ambachts school geen nadeel aan de werkbazen en aan de werklieden „te Breda toebrengt en voor het onderwijs noodzakelijk is, „zoodat er geen termen zijn gevonden om, te dien aanzien, „van den tot nu toe gevolgden weg af te wijken. „De commissie voor de ambachtsschool (get.) „Ed. Guljé, voorzitter. „J. J. Harte, secretaris." De voorzitter deelt mede, dat met betrekking tot deze zaak alsnog is ingekomen een adres van de timmerlieden- vereeniging „Orde en Matigheid" alhier, houdende adhaesie- betuiging aan het adres van het bestuur van den R. K. Volks bond. Ook hieromtrent is bereids het rapport ingewonnen van den directeur der ambachtsschool. Bedoeld adres met het rapport luiden als volgt „Het bestuur der Kon. Erk. timmerlieden-vereeniging ,,0r- ,,de en Matigheid", goedgekeurd bij Koninklijk besluit d.d. „15 October 1878 no. 38, opnieuw goedgekeurd bij Koninklijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 34