36 13 Januari 1900. „Met verlof van den WelEd. Achtb. Heer voorzitter der „commissie voor de ambachtsschool, heb ik bij deze de eer, „ter kennis van TJEd. Achtb. te brengen, verwijzende naar „het adres van adhaesie der timmerlieden-vereeniging „Orde „en Matigheid," dat een toonbank, als waarvan in genoemd „adres gewag gemaakt wordt, op de ambachtsschool niet is „vervaardigd en ook geene leerlingen, voor zoo verre mij be- „kend is, daartoe hunne medewerking hebben verleend. „De toedracht dezer zaak is als volgt „In December 1895 vervoegde zich bij mij de heer A. Noo- „ren van Prinsenhage, met verzoek voor hem een toonbank „te willen maken. „Met het oog op den korten tijd en de op handen zijnde „Kerstvacantie, welke toen nog werd gegeven, doch sedert „afgeschaft en bij de zomervacantie gevoegd is, achtte ik het „niet gewenscht, op het verzoek van den heer N. in te gaan, „reden waarom ik destijds beleefd voor de vervaardiging er „van bedankt heb. „Voor de waarheid van bovenstaande verklaring instaan- „de, heb ik de eer met de meeste hoogachting te zijn, Ed. Achtb. Heeren, UE.A. dw. dr. „(get.) J. J. Harte, directeur der ambachtsschool." De heer Sassen zegt, dat hij niet in de gelegenheid is ge weest van den inhoud der stukken kennis te nemen. Spreker zou derhalve in overweging willen geven de zaak aan te hou den tot eene volgende vergadering. De heer IngenHousz legt dezelfde verklaring af als de vo rige spreker en voegt er nog den wensch aan toe, om de stuk ken in de notulen van deze vergadering te laten afdrukken. De voorzitter vindt er geen bezwaar in, om de behan deling der zaak tot eene volgende vergadering aan te hou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 36