ONTWERP. 3 Februari 1900. Tegenwoordig de heeren H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, B. C. VAN DONGEN, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, mr. W. INGENHOUSZ, W. G. H. ROM- ROUTS, J. A. J. W. VAN HAL, F. J. M. HEIJLAERTS, J. H. WITSENBORG, mr. P. BLOEMARTS, W. J. SLEC'HT- RIEM, L. J. STAAL, A. J. REES, A. J. A. VERSCHRAAGE en E. H. A. GULJÉ, burgemeester, voorzitter. Afwezig de lieeren A. P. SCHELTUS en mr. M. P. M. VAN DAM. Eéne vacature. De voorzitter, de vergadering geopend hebbende, zegt, dat is ingekomen een schrijven van mevrouw de weduwe J. J. Nelissen-Vermunt, houdende kennisgeving, dat haar echtge noot, de heer J. J. Nelissen, op den 27sten Januari 1.1. over leden is. Naar aanleiding hiervan, zegt de voorzitter, van zijn zetel opgestaan, ongeveer het volgende Mijne heeren! Verleden Woensdag hebben wij den treu- „rigen plicht vervuld, door de, laatste eer te bewijzen aan een „man, dien wiji hoogachtten als raadslid, als mensch, als bur ger van Breda. „Ruim 26 achtereenvolgende jaren had de heer Nelissen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 39