3 Februari 1900. 57 „schijnsel bekend is heeft men voorzorgen genomen om te „verhinderen dat de stroom de rails verlaat en zijn, zooverre „bekend, geen gevallen van electrolytische werking meer voor gekomen. „Die voorzorgen bestaan hierin dat de spoorstaven, bij „iedere lasch, worden verbonden door 2 koperdraden van 8 „mM. dikte en bovendien de beide spoorstaven, op elke 30 „meter afstand, met elkander door metallieke-geleiders zijn „verbonden. 4°. „De gevolgen van een draadbreuk. „Een telefoondraad kan breken en zijn uiteinde met de „stroomleiding der electrische trams in aanraking komen. In „dat geval kon een gedeelte van den tramstroom zijn weg ne- „men door den telefoondraad en de toestellen naar de aarde „en op deze wijze beschadiging, zelfs brand veroorzaken. „Ter voorkoming van dergelijke ongevallen hebben twee „maatregelen hoofdzakelijk toepassing gevonden. Op plaat sen, waar de telefoonleidingen de electrische tramlijnen krui sen, bedekt men de stroomleiding met een houten deklijst, „zoodat de gebroken telefoondraad op het hout valt en voor „de leiding is geïsoleerdof men spant, boven de leiding der „trams een vangnet, van dunne draden, waarin de telefoon draad, bij het naar omlaag vallen, wordt opgevangen. „Deze middelen verhoogen het aanzien der bovengrondsche „constructie ten opzichte der fraaiheid niet, terwijl bovendien „deze voorzorgen toch niet geheel afdoende blijken te zijn. „Men begint daarom tegenwoordig in telefoonleidingen „veiligheidssluitingen aan te brengen; bij aanraking van den „telefoondraad met den draad van de tram, smelt deze sluiting „en de telefoondraad blijft onbeschadigd. „Bij de reconstructie van het Bredasche telefoonnet worden „de veiligheidssluitingen reeds toegepast. „Wiji meenen, dat uit het bovenstaande volgt dat de bezwa- „ren tegen het bovengrondsche stelsel, zoo niet geheel, dan „toch grootendeels, zijn opgelost geworden en het wellicht niet „voorzichtig zoude zijn dienaangaande voorschriften tei geven, „omdat de electrische tramwegen betrekkelijk nog in hare

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 57