62
3 Februari 1900.
„aanvaarding der concessie tot einde Decmeber 1913 en
„adressant te kennen te geven, dat omtrent zijne ver-
„dere aanvrage tot liet Stationsplein, eene beslissing zal
„worden genomen, nadat hij eene door partijen gewaar-
merkte regeling omtrent het gemeenschappelijk ge-
„braik van de rails aan burgemeester en wethouders zal
„hebben overgelegd.
„Het vaststellen der concessievoorwaarden, welke, wat de
„electrische tram betreft, ongeveer gelijkluidend zullen behoo-
„ren te zijn aan die van de gemeente Haarlem en die voor den
„paardentram aan die van de Ginnekensclie tram, kan gevoe
gelijk worden uitgesteld tot dat eene beslissing omtrent de
„bovengenoemde aanvragen is genomen."
Do voorzitter stelt voor deze zaak aan te houden en
de stukken inmiddels ter visie te leggen voor de leden, omdat
aan enkelen de tijd ontbroken heeft do stukken behoorlijk te
onderzoeken.
De lieer Bloemarts doet opmerken, dat het belang van alle
partijen medebrengt, dat in deze spoedig eene beslissing wordt
genomen. Spreker verwacht, dat geene overeenstemming zal
verkregen worden, waar het betreft het gemeenschappelijk ge
bruik eener bestaande tramlijn. In zoovere wil spreker dan
ook eenige uitbreiding aan het voorstel van den voorzitter
geven, dat het dagelijksch bestuur thans reeds stappen doet
tot regeling der in het rapport bedoelde commerciëele aange
legenheid, ten einde in de volgende vergadering den raad te
kunnen voorlichten, welk standpunt dat college in deze zal
innemen.
De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders
adviseeren de concessie voorloopig te verleenen tot aan het
Van Coothplein. Daardoor houdt men zich buiten elke moeie-
lijkheid. Over de commerciëele aangelegenheid moet de' aan
vrager zich verstaan met de bestaande' maatschappij.
De heer Bloemarts meent, dat het wel niet in de bedoeling