64 3 Februari 1900. „Bij uw besluit van den 14. October 1899 werd het nader „adres van mej. C. Elich opnieuw in onze handen gesteld, „ten einde omtrent de verbouwingskosten van het perceel, dat „zij van de gemeente in huur heeft, en de hoogere huursom, „die zij zou moeten betalen, U volledige inlichtingen te ver schaffen. „Aan die opdracht gevolg gevende, hebben wij de eer U aan „te bieden twee plannen van verbouwing, gemerkt A en B, „vergezeld van daarbij behoorende begrootingen van kosten. „Volgens plan A zou de verbouwing kosten f 1100,en „volgens plan B f 1310, „Voor het geval door U besloten wordt de verbouwing te „doen, is adressante bereid de woning te huren voor den tijd „van tien achtereenvolgende jaren en eene huursom te betalen „van f 230,per jaar, dat is f 110,méér dan de tot 30 „April 1900 loopende huursom bedraagt. De voorzitter stelt de zaak aan de orde. Do heer Lijdsman wijst erop, dat het tweede plan niet bij de bouwcommissie in behandeling is geweest. Alleen is daarin tegemoet gekomen aan eene enkele opmerking omtrent de plaatsing van lichtramen, ten opzichte van plan A gemaakt. De heer Teychiné drukt zijn leedwezen uit, dat hij wegens ongesteldheid de vergadering van de bouwcommissie niet heeft kunnen bijwonen. Intusschen verklaart spreker, dat geen van beide plannen hem kunnen bevredigen. Liever zag hij de be staande inrijpoort verplaatst, waardoor de woning meer doel matig zou kunnen worden ingericht. De heer Sassen doet eveneens zijne bezwaren kennen tegen plan A en meent, dat de beste oplossing zijn zou, de teekenin- gen nogmaals bij de bouwcommissie in behandeling te stellen. Nadat de heeren IngenHousz en Slechtriem hadden te ken nen gegeven, dat het in de gegeven omstandigheden, nu het blijkt, dat de leden der bouwcommissie zich niet met de plan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 64