24 Februari 1900.
75
Het begrootingscijfer ad f 1400,is in den brief uitge
drukt, zegt de voorzitter.
De heer Sleciitriem zegt, dat hij zich wel met plan C kan
vereenigen, wanneer burgemeester en wethouders er toe be
sluiten konden, om in de groote bovenkamer ook een schoor
steenmantel te doen plaatsen, die eenigszins tot sieraad zou
kunnen strekken, doch overigens in eene bepaalde behoefte
zou voorzien. Belangrijke uitgaven behoeven daaraan niet
ten koste te worden gelegd.
Met de begroeting zelve kan spreker zich echter niet ver
eenigen, omdat deze faalt. Daarop moeten worden gebracht
alle uitgaven, die ten laste van den aannemer komen, zooals
de te betalen onkosten ad 2%, en de kosten van verzekering
der werklieden tegen ongelukken. Dit zijn noodwendige uit
gaven, welke de aannemer zich moet getroosten en alzoo niet
gebracht kunnen worden onder de 10%, voor winst en risico
van den aannemer uitgetrokken. Het eindcijfer der begroo
ting moet derhalve eenigszins verhoogd worden. Spreker
heeft gemeend deze opmerkingen te moeten maken, ten ein
de latere teleurstellingen te voorkomen.
De heer Reigersman vraagt, hoe de vorige spreker aan
deze details komt, aangezien geene gedetailleerde begrooting
van plan C bij de stukken was gevoegd. Bestaat er eene ge
heime begrooting, dan wensclite spreker gaarne in de gele
genheid te worden gesteld daarvan kennis te kunnen nemen.
De heer Sleciitriem zegt, dat zijn beschouwingen geba
seerd waren op de begrooting, gevoegd "bij de plannen A
en B.
De voorzitter meent, dat de begrooting eene zaak
is van latere zorg en dat eerst beslist dient te worden of de
woning al dan niet zal verbouwd worden.
De heer Van Dam vraagt, of plan C ook in onderzoek is
geweest bij burgemeester en wethouders. Zoo niet, dan acht