94 24 Maart 1900. omtrent homogeen waren. Men verlieze bovendien niet uit het oog, dat het slechts een tijdelijke maatregel is, als ge volg van de stijging der steenkolenprijzen. Het voorstel van den heer Witsenborg acht spreker van zeer ingrijpenden aard en zou ertoe kunnon leiden, dat, wan neer do steenkolenprijzen wederom tot het normale cijfer zijn gedaald, de gasprijs in verband daarmede weer lager zou moeten gesteld worden. Zeer terecht, zegt spreker, is door den voorzitter opge merkt, dat de gemeente uit eene industrieele onderneming winst mag behalen. Het gasverbruik is eene vrijwillige daad. Spreker drukt verder zijne verwondering uit over de nieuwe theorieën, welke thans verkondigd worden. Bij de begrooting is aangenomen een zeker winstcijfer uit de exploitatie der gasfabriek. Om dit winstcijfer te kunnen behouden, wordt alleen, als tijdel ij ken maatregel, eene verhooging van den gasprijs voorgesteld. Do heer Witsenborg doet opmerken, dat, waar de vorige spreker gewaagt van nieuwe theorieën, ook voor hem de theo rie nieuw is, dat iemand vrijwillig gas brandt. De winkeliers zijn, met het oog op hunne zaken, wel degelijk gedwongen van de gasverlichting gebruik te maken. De heer Van Hal antwoordt hierop, dat, waar door hem het woord vrijwillig is gebezigd, dit niet zoo zeer in zijne be doeling lag. Alleen heeft spreker willen doen uitkomen, dat iemand geheel vrij is, om al of niet gas te branden. Er be staan verschillende andere verlichtingsmiddelen. De heer IngenHousz betoogt, dat bij behoud van den te- genwoordigen gasprijs de gemeente nog wel degelijk winst maakt uit de exploitatie der gasfabriek. Spreker wijst daar toe op de straatverlichting en de verlichting van verschil lende openbare gebouwen, welke geheel kosteloos geschiedt. De heer Rombouts zegt, dat zijn gedachtengang in deze eenigszins is gewijzigd, nadat de financieels uitkomsten der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 94