98 24 Maart 1900. „dat omtrent zijne verdere aanvrage tot het Stationsplein, „eene beslissing zal worden genomen, nadat hij eene door „partijen gewaarmerkte regeling, omtrent het gemeenschap pelijk gebruik van de rails, aan burgemeester en wethou- „ders zal hebben overgelegd. „Dit voorstel was gegrond eensdeels op de laatste alinea „van het verzoekschrift, anderdeels op art. 26 der voorwaar den, waaronder aan de Ginnekensche tramweg-maatschappij „concessie is verleend. „Het eerste gedeelte van ons voorstel (aanleg en exploita- „tie van een tramweg van af den nieuwen boulevard tot „het Van Cootliplein) toch was grootendeels, ook in verband „met bovengenoemd art. 26, los van de geheele aanvrage, „omdat die lijn zelfstandig zoude worden aangelegd en „slechts eene kruising met de rails van de Ginnekensche „tramweg-maatschappij op de brug behoefde, waaromtrent „is voorzien bij de 2e alinea van art. 14 der concessievoor- paarden voor de Ginnekensche tramweg-maatschappij, zoo dat in deze, van gemeenschappelijk gebruik en sehadeloos- .stelling, in den zin van art. 26, geen sprake kan zijn. „Nu behoort, volgens onze meening, de raad zich vooraf „uit te spreken of ook concessie zal worden verleend voor het „gedeelte Van CootlipleinStationsplein, voordat onder- „liandelingen kunnen worden gevoerd op grond van art. 26. „Wij gaven nu wel in overweging, dat de heer D'e Bruijne „die onderhandelingen reeds met de Ginnekensche tramweg- maatschappij zoude openen, doch dit prejudicieerde niet „op het eventueel door U te nemen besluit en had slechts „ten doel voor den concessieaanvrager de regeling reeds voor „te bereiden. „Wij willen gaarne aannemen, dat tusschen partijen geene „overeenstemming zal worden verkregen, doch, dat burge- meester en wethouders reeds nu hunne meening zouden uit spreken over de regeling voor het gemeenschappelijk ge- „bruik en de te verleenen schadeloosstelling, komt ons be denkelijk voor. Immers, volgens art. 26 der voorwaarden „wordt de uitvoering van werken, noodzakelijk voor den ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 98