100
20 April 1901.
„dat nu reeds dat deel aangelegd ein in exploitatie wordt ge
bracht.
„Wat nu betreft de toepassing van art. 29 sub b (vervallen
„verklaring der concessie) komt het ons voor, dat nu de con
cessionaris, na het aanvaarden der concessie, buiten zijne
„schuld, niet direct met den aanleg is kunnen beginnen, er
„terman bestaan verlenging van den termijn voor de voltooi
ing van de geheele lijn too te staan en wel te bepalen, da.t de
„geheele lijn meet zijn voltooid binnen één jaar nadat de ba-
„palingen omtrent het gemeenschappelijk gebruik der rails
„zijn vastgesteld.
„Wij hebben daarom de eer U in overweging te geven
a. „den concessionaris vergunning te verleenen, afgeschei
den van do voltooiing der geheele lijn, tot het aanleg-
„gen en in exploitatie brengen van het deel der lijn van
„af den boulevard BredaMastbosch tot het Van
„Coothplein.
b. „te bepalen, dat, in afwijking van art. 29 sub b der con
cessievoorwaarden, de geheele lijn moet zijn voltooid
„binnen één jaar nadat de bepalingen omtrent het ge
meenschappelijk gebruik detr rails zijn vastgesteld".
De voorzitter vraagt, of de raad dit punt zou wan-
schen aan te houden, in verband met de vaststelling der be
palingen omtrent het gemeenschappelijk gebruik van rails
van de Ginnekensche tramwegmaatschappij en waartoe de
medewerking vereischt wordt van de gemeentebesturen van
Ginneken en BeteringenVan het gemeentebestuur van Té-
teringen is reeds een goedkeurend bericht ingekomen, zoodat
nog enkel behoeft gewacht te worden op een antwoord van
Ginneken
De heer IngenHousz ziet er geen bezwaar in, om den con
cessionaris te vergunnen nu reeds een begin te maken met den
aanleg en de exploitatie tot het Van Coothplein. Met het
oog op het seizoen is dit voor hem van het grootste belang,
terwijl de lijn enkel op het kruispunt over de brug aan de
Wiihelminastraat de rails raakt van de Ginnckentram.