102
20 April 1901.
do lijn niet op tijd gereed is, van de- Ginnekensche- tramweg-
maatschappij e-e-ne aanvrage zou kunnen, inkomen voor eene
lijn door de Karrestraat, Torenstraat enz. in de richting naar
het statioln. De vraag of de belangen van den concessionaris
er door gediend kunnen zijn, moet in het midden worden ge
laten.
De heer Van Dam betoogt, dat men niet moet vragen naar
e-enig specifiek belang, maar wel of het individueel belang der
gemeontanarein bij deze zaak betrokken is. Hoe meer midde
len van vervoer in de gemeente worden aangetroffen, hoe be
ter de inwoinais zullen gebaat- zijn. Een dergelijk motief gold
vroeger bij den aanleg va-n provinciale wegen en geldt ook
thans nog bij de subsidiee-ring van kunstwegen, die twee of
meer gemeenten onderling verbinden.
In het feit zelf, dat nu en dan enkele ledige wagens loopcn
van de Ginnekensche tramwegmaatschappij, ziet spreker geen
enkel argument tot niet-inwilliging van het verzoek. Zoolang
die maatschappij aan hare aandeelhouders nog 10 dividend
uitkeert, blijkt daaruit genoegzaam, dat er behoefte bestaat
aan een dergelijk verkeersmiddel.
Deze nieuwe lijn za-1 in eene groote behoefte voorzien, om
dat daardoor op gemakkelijke wijze- het Mastbosch te be
reiken is, hetgeen voor de talrijke bezoekers van veel nut kan
genoemd worden. Spreker vindt dan ook geen enkele- rede-n
om het verzoek niet toe te staan.
De heer Bloemarts herinnert aan de oorspronkelijke aan
vrage van den concessionaris, to-e-n deze alleen betrof den aan
leg van een tram va-n het Mastbosch tot het Van Coothplein.
Bij ze-er weinigen bestond daartegen bezwaar. Later is, met
intrekking vara dat verzoek, eene nieuwe- concessie aange*
vraagd vo-o-r ean-e lijn loo-pende- tot het station. In af
wachting van nadere regelingen, welke nog ge-troffen moeten
wordom, weinscht de concessionaris thans reeds in exploitatie
te brengen dkt gedeelte der lijn, hetwelk be-grepen was-in de
oorspronkelijke aanvrage-. De zaak dient derhalve o-verwogen