103 20 April 1901. De heer Van Dam zegt, dat hieromtrent wel de wenschelijk- heid geuit is, doch dat bepaalde zekerheid dienaangaande nog niet bestaat. De heer Sassen zegt, dat hij omtrent de waterverversching nog niet geheel gerustgesteld is. Spreker hoopt dat Breda hierover nog wel een woordje zal kunnen mede spreken, voor dat de zaak geheel tot uitvoering komt. De heer Van Mierlo, vraagt, of het niet mogelijk en wen- schelijk is, bij het loslaten der vijfde voorwaarde, tevens het verzoek te doen, om zooveel mogelijk op de belangen der wa terverversching te letten. De voorzitter ziet de noodzakelijkheid hiervan niet in en meent, dat deze zaak veilig aan de prudentie der regie ring kan worden overgelaten na al hetgeen daaraan reeds voor af gegaan is. Het verzoek van adresssanten om de voorwaardelijk ver leende bijdrage van f 100000,voor het ontworpen scheep- vaartkanaal te handhaven, met opoffering van de destijds be dongen vijfde voorwaarde:, wordt alsnu in stemming gebracht en wordt met 11 tegen 1 stemmen besloten, daarop goedgun stig te beschikken, Vóór stemden de heeren Sassen, Lijdsman, Van Dongen, Teychiné, Rombouts, Van Hal, scheltus, Heijlaerts, Vis sers, Van Dam, Van Mierlo, Bloemarts, Verschraage en de voorzitter. Tegen waren de heeren Reigersman, Slechtriem, Staal en Rees- De heer IngenIIousz had tijdens de behandeling dezer zaak de vergadering verlaten. 23. Prae-advies van burgemeester en wethouders en van de commissie van bijstand in het beheer der gasfabriek en water leiding op het adres van G. A. van den Broek c.s., betrekke lijk de levering van gas- en waterleidingsbuizen, en waarbij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 108