4 Mei 1901. 117 De voorzitter brengt thans in behandeling het voor stel, strekkende om a,rt. 4 te lezen als volgt „Met het bedrag van eiken post voor den aanslag in de be lasting wordt voor noodzakelijk levensonderhoud als onbe lastbaar inkomen afgetrokken en dus vrijgesteld van belas- „ting a. „van weduwnaars, weduwen, gehuwden zonder kinderen „en ongehuwden f 300, b. „van weduwnaars, weduwen en gehuwden met kinderen, „waarvan het aantal hoogstens drie bedraagt f 400, c. „.van weduwnaars, weduwen en gehuwden met kinderen, „waarvan het aantal meer da.n drie bedraagt f 500, „Onder kinderen worden verstaan zoowel kinderen als klein kinderen tot den leeftijd van 18 jaren, die ten laste van den „belastingschuldige komen en geboren zijn vóór 1 Januari „van het dienstjaar". Niemand der leiden hiertegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt gemeld voorstel goedge keurd. Alsnu komt in behandeling het voorstel tot aanvulling van art. 3 van het heffingsbesluit, betrekking hebbende op ver schillende aftrekken (gedrukte notulen van 23 Maart 1901, pag. 76, letter B). De heer Teychinè zegt, dat, hoewel hij zich in de vergade- ding van 17 November 1900 kon vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders, om den aftrek voor periodie ke uitkeeringen aan bloedverwanten niet enkel tei beperken tot de belastingschuldigen, die hun hoofdverblijf in de ge meente hebben, hem bij nader inzien gebleken is, dat zijn oor spronkelijk voorstel do voorkeur verdient. Het is niet doen lijk op de uitkeeringen aan bloedverwanten, buiten de. gemeen te woonachtig, eene goede controle uit te oefenen. Spreker za,l derhalve stemmen vóór den aftrek van uitkeeringen, en kel aan bloedverwanten, die hun hoofdverblijf in deze ge meente hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 117