118
4 Mei 1901.
Daarentegen ka.n spreker zich niet vereenigen met den af
trek, onder letter d vermeld, betreffende dei grond-, dijk- en
polderlastem van onroerende goederen. Wat toch is het ge
val?
Wanneer omroerende: goederen te koop "worden aangeboden,
stellen de keepers zich vooraf cp dei hoogte van het bedrag
der daarvoor verschuldigde belasting en van de huurop
brengst. Daarnaar wordt de koopwaarde bereikend. Er kam
dus geien sprake van zijn, dat die belastingen op het kapitaal
drukken.
Wel zijn enkele uitzonderingen bekend, dat de koopsom
niet in verhouding staat tot dem huurprijs, doch dan zijn daar
voor bijzondere oorzaken aan te wijzen, zooals de onmiddel
lijke nabijheid eiener eigen boerderij, geldbelegging en derge
lijke. Spreker vindt dan ook geene enk el ei reden, om de grond-,
dijk- en polderlasten wel en de vermogens-, bedrijfs- en perso-
neele belastingen niet onder den aftrek to begrijpen. Spreker
handhaaft derhalve zijn voorstel om den aftrek toe te staan
van alle belastingen, uitgezonderd den hoofdelijken omslag,
die door 't rijk, da provincie, do gemeente of eenig ander pu
bliekrechtelijk lichaam van den belastingschuldige geheven
worden.
De heer Reigersman acht iederen aftrek gevaarlijk, op de
gronden door hem reeds in de vergadering van 17 November
1900 ontwikkeld. Als alles te controleeren was, dan zou voor
het beginsel, om alleen het werkelijk zuiver inkomen te be
lasten, veel te zeggen zijn, doch nu stuit men op de vermo
gens- en bedrijfsbelastingen, die geheim zijn.
Wat dem aftrek voor periodieke uitkeeringen aan kinderen
oin kleinkinderen aangaat, doet spreker opmerken, dat de be
lastbaarheid van die uitkeeringen niet kan afhangen van de
omstandigheid of de kinderen binnen of buiten de gemeente
wonen. Spreker zal derhalve stemmen tegen het geheele voor
stel. Het eenige-, wat zijne goedkeuring heeft kunnen wegdra
gen, is de aftrek voor kinderen, zooeven, aangenomenelke
andere aftrek zal slechts gevaarlijk werken.