128 Mei 1901.
zoodat wordt afgegaan op de ondervinding van andere direc
teuren.
De heer IngenHousz betoogt verder, dat in het rapport
telkens tegenstrijdigheden worden aangetroffen. Wat heeft
men nu aan zulke antwoorden, vraagt spreker. De berekening
aan het slot acht hij van nul en geener waarde.
De heier Reigersman zegt, da.t hij zijn best gedaan heeft om
het rapport te kunnen begrijpen, doch dat hij daarin niet is
geslaagd. Spreker had eveneens een uitvoerig rapport ver
wacht van burgemeester en wethouders;, doch detze verklaren
zich incapabel, als zijnde geen technici. Dientengevolge is een
rapport verschenen van den directeur, maar of deaei wel juist
de man daarvoor is, valt zeer te betwijfelen. Spreker heeft ge
tracht licht te zoeken, maar heeft het niet kunnen vinden.
Men zou dan ook een bijzonder soort van deskundige moeten
zijn, om dit rapport te kunnen begrijpen.
Spreker stelt derhalve voor eeine commissie te benoemen
van 2 of 3 deskundigen, waarvoor hij gaarne in aanmerking
zou willeu gebracht zien de heereui dr. Neurdenrürg te
Utrechtoud-directeur onzer fabriek:, en dr. Kuijper, inspec
teur van den arbeid alhier die vroeger met veel succes een
onderzoek heeft ingesteld op een gasfabriek elders, waarvan
de administratie in de war was. Mannen alzoo, di ai wij ken
nen, en waaraan de raad zijn vertrouwen schenken kan.
Aan deze commissie zou moeten worden opgedragen om in
steden, waar goedkoopere kolen worden gebruikt, een onder
zoek te doen naar de hoedanigheid van het gas, de inwerking
op de buizen,, de qualiteit en quantiteit van cokes en teer,
enz. Blijkt dan uit dat onderzoek, dat de resultaten, elders
verkregen, minstens evengoed zijn als hier, dan zouden het
volgend jaar ook liier goedkoopere kolen kunnen worden ge
bruikt. Had dit geen goed resultaat, dan zou hierin het bewijs
te vinden zijn, dat de directeur onbekwaam of onwillig was
en dan is de raad daar, om maatregelen te nemen.