ONTWERP. 22 Juni 1901. Tegenwoordig de heeren H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉA. J. A. VERSCHRAAGE, W. G. H. ROMBOUTS, mr. W. INGEN HOUSZ, J. A. J. W. VAN HAL, A. P. SCHELTUS, F. J. M. PIEIJLAERTS, J. W. J VISSERS, mr. M. P. M. VAN DAM, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL, A. J. REES en E. H. A. GULJÉ, burgemees ter, voorzitter. Afwezig de heeren B. C. VAN DONGEN en L. A. M. VAN MIERLO. De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de notulen van het verhandelde in de vergadering van 25 Mei 190J, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 8 van het regle ment van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk zijn toege zonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing daar van verlangt of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen. Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld. De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 153