22 Juni 1901. 139 Hiertoe besloten zijnde en nadat de raad zijn ver langen heeft te kennen gegeven, dat de voorzit ter die commissieleden zal aanwijzen, worden door dezen als zoodanig benoemd de heeren Heijlaerts, Staal en Vissers. De heer Vissers vraagt verlof, om aan den heer Van ITal, in zijne hoedanigheid van voorzitter van het burgerlijk arm bestuur, eenige inlichtingen te mogen vragen. De voorzitter antwoordt hierop, dat het niet gebrui kelijk is dat het eene lid het andere interpelleert en interpel- latiën worden gehouden, zoolang de agenda niet is afgehan deld. Bovendien betreft het wellicht een onderwerp, dat ge heel vreemd is aan de gemeente-administratie. Do heer Vissers zegt, dat zijne vraag verband houdt met de rekening van het burgerlijk armbestuur. De v oorzitter geeft den interpellant in overweging, in dat geval zijne wenschen kenbaar te maken bij het rapport in zake het onderzoek der rekening van het burgerlijk arm bestuur. De heer Vissers verklaart zich hiertoe bereid. 11. Schrijven van de commissie van toezicht op het middel baar onderwijs alhier, daarbij, onder overlegging van een toe lichtend schrijven van den directeur der hoogere burgerschool, in overweging gevende eene som van f 340,beschikbaar te willen stellen ter inrichting van het chemisch laboratorium der nieuwe hoogere burgerschool. De heer Lijdsman acht het wenschelijk, dat de benoodig- de voorwerpen in Breda worden aangeschaft tegen geen hoo- geren prijs dan de directeur aangeeft. De voorzitter meent, dat de meeste voorwerpen niet ~±e Breda verkrijgbaar zullen zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 159