IGO
22 Juni 1901.
De heer Lijdsman is op dit punt van een ander gevoelen en
zou derhalve gaarne zien, dat met zijne wenschen werd rekt—
ning gehouden, voor zoover de gemeente er geen nadeel door
lijden kan.
De voorzitter antwoordt hierop, dat zooveel moge
lijk aan het verlangen van den vorigen spreker zal worden
voldaan.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten-
de gevraagde som van f 340,voor inrichting van
het chemisch laboratorium der hoogere burgerschooL
toe te staan en deze som te ontleenen aan hoofdstuk
VIII, art. 1 (onvoorziene uitgaven) der begrooting
voor den loopenden dienst.
12. Schrijven van den heer kapitein, eerstaanwezend inge
nieur te Breda, betrekkelijk den afstand aan het rijk van een
stukje gemeentegrond nabij de hoogere burgerschool, met
prae-advies van burgemeester en wethouders, hetwelk in
extenso is opgenomen in de raadsnotulen van 25 Mei 1901.
Bij deze stukken is nog gevoegd eene plattegrondsteekening
van het terrein, in verband met een voorstel van den heer
Slechtriem, om aan den afstand van den in koop gevraagden
grond tevens te verbinden eene ruiling van een zoodanig ge
deelte grond van het pas door het rijk aangekochte terrein
der hoogere burgerschool, dat de Cingelstraat op eene behoor
lijke breedte kan worden gebracht.
De voorzitter stelt deze zaak opnieuw aan de orde,
De heer Slechtriem wijst erop, dat, zooals uit de teekening
blijkt, de ruimte op het door hem aangeduide punt slechts 6,8-
M. bedraagt. Voor de toekomst zou dit wel bezwaar kunnen
opleveren, weshalve spreker in overweging geeft de ruimte al
daar te bepalen op 10 M.
De voorzitter zegt, dat dan het contract in zake den
verkoop van de hoogere burgerschool weer moet. gewijzigd