20 Juli 1901.
175
t_ct, doch dat hij tevens bereid is een jaar op proef te werken
om bewijzen af te leggen van zijne bekwaamheid. Spreker
meent, dat daarvoor wel iets te zeggen is. Heeft de heer De
Wolf een jaar tot tevredenheid gewerkt-, dan zou daarin aan
leiding kunnen gevonden worden, om hem definitief te be
noemen.
De heer Bloemarts is van oordeel, dat er wel aanleiding
had kunnen bestaan om de zaak in besloten zitting te behan
delen, dcch nu daarvan is afgezien, wil hij als zijn gevoelen
doen kennen, dat hij zich met het denkbeeld van den heer
Sci-ieltus niet kan vereenigen. Eene dergelijke proef is onvol
doende als bewijsmiddel. Langs dien weg zou wel kunnen blij
ken, dat de tegenwoordige funct-ionnaris goed is, maar niet,
dat hij beter is dan een a-nder. Spreker heeft de vast© overtui
ging, dat bij een evontueele oproeping, voor het thans be
staande salaris, zich zeer bekwame, wetenschappelijk en tech
nisch. ontwikkelde personen zullen aanmelden. De raad blijft
altijd vrij in zijne keuze.
De heer Teychiné is het eens met- den heer Bloemarts, wat
betreft- de oproeping van sollicitanten, omdat anders tegen
het belang der gemeente zou gehandeld worden. Spreker zou
echter liever zien, dat- niet direct het maximum der bezoldi
ging werd uitgeloofd, maar dat een zeker minimum werd get-
st-eld met periodieke verhoogingen, b.v. van f 1800,tot
f 2600,Spreker meent, da-t dan even bekwam© lieden zich
zullen aanmelden.
De heer Reigersman betoogt, dat eerder kans- besta-at op
een bekwaam man voor f 2500,dan voor f 1800,Boven
dien is er niets tegen om later het salaris te verhoo-gen, wan
neer de gemeente zich nog meer uitbreidt.
De lieer Teychiné wijst erop, dat het verleden heeft ge
leerd, dat voor minder sa-laris ook go-ede kra-chten zijn te
vinden. De heer Lamers had vroeger ook minder salaris.
De heer Reigersman antwoordt- hierop, da-t, toen de heer