20 Juli 1901.
177
,,de provincie Noord-Brabant zich tegenover het rijk aanspra
kelijk stelle voor de voldoening der toegezegde bijdragen van
,,de gemeenten en voor den k stoloozen afstand van de voor
,,den aanleg van het kanaal benoodigde gemeentegronden
„Overwegende, dat door de provincie in de kosten van aan-
„leg van het kanaal eene bijdrage is verleend van één millioen
„gulden
„Overwegende, dat de tot standkoming van dit werk zal
„strekken tot bevordering van de belangen dezer gemeente;
„Heeft besloten
a. „Uit de gemeentekas te verleenen eene bijdrage van
een honderd duizend gulden in de kosten va,n aanleg
„van oen scheepvaartkanaal met groot profiel ter ver-
binding van de Zuid-Willemsvaart en de rivier de Mark
„onderling en met de rivier de Amer, volgens de algemee-
„ne richting en beschrijving, door den hoofdingenieur
„van den provincialen waterstaat aangegeven in zijn
„rapport van 19 Juli 1890, n°. 636 K. met de later daar-
„in gemaakte ombuiging naar Dongen en aangeduid
„overeenkomstig het schrijven van den minister van
„waterstaat, handel en nijverheid van 22 Februari
„1898, no 14-5.
b. „Ten behoeve van het sub. a omschreven werk, voorbe-
„houdens goedkeuring van gedeputeerde staten, aan
„den staat der Nederlanden in vrijen en onbezwaarden
„eigendom kosteloos af te staan de voor den aanleg van
„het kanaal benoodigde gemeentegronden en zulks op
„het tijdstip als door den minister van waterstaat, han-
„del en nijverheid za.l worden bepaald.
c. „Bij notarieele overeenkomst de gemeente te verbin-
„den
le. „tot betaling aan de provincie van de sub a omschreven
„bijdrage, welke betaling zal geschieden in tien termij-
„nen elk groot f' 10000,telkens een termijn, wan-
„neer voor een bedrag van f 500 000,— aan het kanaal
„is besteed en dc tiende na, de voltooiing van het werk.
