3 September 1901.
201
„groote bctoekenis. In de eerste plaats, wijl het geldt uwe
„hcrkieizing tot lid van den gemeenteraad, welke niet dan na
„hevigon stiijd is tot stand gekomen, en op de tweede plaats,
„wijl het heden juist 30 jaar geleden is, dat U voor de eerste
„maal het welkom in deze raadszaal is toegeroepen.
„Ofschoon, met uitzondering van den heer Heijlaerts,
„geon der andere leden van den raad bij die eerst© installatie
„tegenwoordig is geweest, kunnen we uit dei geschiedenis van
Breda wel afleiden, dat dei woorden, U destijds toegesproken,
„welgemeend waren, omdat in die dagen veel van U is ver-
wacht, omdat gij de. persona grata waart.
„De hoogö verwachtingen, die men koesterde., hebt gij ten
„volle, verwezenlijkt. Vijf achtereenvolgend© malen hebben
„de kiezers U opnieuw een zetel in deze. vergadering aange
boden als een bewijs, hoezeer zij uw werken en streven op
„hoogen prijs stelden.
„Thans nu het mij gegeven is, U voor dei zesde maal het
„welkom in deze vergadering toe tei roepen, heb ik mij afge
vraagd, mag ik mijne woorden nog even hoog stellen, mag
„ik nog dezelfde accoorden aanslaan als vroeger.
„Het is bekend, dat ditmaal tal van bezwaren tegen uwe
.herkiezing werden te berde gebracht, bezwaren, die voor het
„meerendecl uit de lucht gegrepen en alzoo' gemakkelijk te
„weerleggen waren.
,Eén bezwaar echter werd daarbij op den voorgrond gesteld
„het bezwaar, waarmede, ik volkomen kon medegaan, dat. een
„burgemeester van eene ge.me.ente, als Bredageen, raadslid
„behoort te zijn.
„Toen dat bezwaar genoemd werd, vreesden velen met mij
„voor uwe herkiezing. Uw edelmoedig streven en het herden-
„ken van hetgeen gij deedt voor Breda 30 jaren lang, heeft
„echter den doorslag gegeven en de. kiezers opnieuw voor U
„doen opkomen.
„Ook namens de. overige, leden wensch ik U derhalve geluk
„met uwe herbenoeming, in de hoop, dat het U gegeven zij
„nog vele jaren te mogen werken met kunde., ijver en opge
wektheid tot heil van de gemeente".
