21 September 1901.
221
De heer Rombouts wijst erop, dat op de gemeente Breda
niet de plicht rust, om te zorgen voor de inwoners van de ge
meente Prinsenhage. Wordt de demarcatielijn eenmaal over
schreden, dan zal men een dergelijk verzoek ook aan anderen
niet kunnen weigeren en de gemeente begeeft zich op een hel
lend vlak. Om slechts een enkel voorbeeld te noemen, wil
sprek r er op wijzen, dat dan ook een verzoek van gelijke
strekking niet zal kunnen geweigerd worden aan de bewoners
van den boulevard De Roy onder Teteringen. Tegen het b~gin-
ssl bestaat bij spreker bezwaar.
De heer Heijlaerts, na met toestemming der vergadering
voor de vierde maal het woord verkregen hebbende, zou het
toch toejuichen, wanneer de bewuste huizen goed water kre
gen. Deze zijn uitsluitend bewoond door arbeiders, die de
meeste behoefte hebben aan go.d drinkwater. Het geldt hier
grensbewoners en wanneer daar eene epidemie ontstaat, b&
staat er het meeste gevaar, dat deze direct overslaat naar de
ze gemeente.
De voorzitter betoogt, dat men zich van principiëele
beschouwingen dient te onthouden. Daartoe zal later de ge
legenheid bestaan, wanner burgemeester en wethouders over
het voorstel van den heer Heijlaerts advies zullen hebben
uitgebracht.
De heer Sassen meent, dat door burgemeester en wethou
ders aan de opdracht moeilijk kan voldaan worden. Is het de
bedoeling, vraagt spreker, om te onderzoeken, hoever de ge
meente hare waterleiding huiten de grenzen zal uitstrekken,
of wenscht de voorsteller enkel opnieuw de vraag doen over
wegen, in hoever aan het thans in behandeling zijnde verzo-jk
kan worden voldaan.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de heer Heij
laerts slechts nader wil overwogen zien, of er niet een mid
del te vinden is, waardoor aan liet verzoek van adressanten
kan worden gevolg gegeven,