224
21 September 1901.
„zwaar nog meer klemt, dewijl de afstand tusschen de rails
„maar 0,25 M. zou worden.
„Het verhoogde trottoir heeft slechts een breedte va.n 1,10
,,M„ en daar in het gunstigste' geval de buitenzijde' va,n den
„tramwagen met den voorkant van het trottoir gelijk zou ko»
„men, zou dit voor de voetgangers! op het trottoir min of meer
onveiligheid teweegbrengen.
„Door het leggen van een tweede lijn wordt ook het hoven-
„dek der brug doorsneden, zocdat zelfs stukjes bovendek ter
„lengte, van. 0,20 M. zouden moeten worden uitgepast, wat op
„zich zelf reeds onsterk is en derhalve meer onderhoudskos -
„ten veroorzaakt.
„Ten slotte meenen wij, uit een aesthetisch oogpunt, ook te
„moeten wijzen op het onsymetrische dat door het leggen van
„een tweede lijn zal ontstaan, om reden de lijn van de stoom
tram juist in het midden der brug ligt.
„Wij hebben a.lzoo de eer U in overweging te geven, de be
staande voorwaarden te handhaven en afwijzend op het
„adres van den heer E. de Bruijne te beschikken.
„Tevens leggen wij hierbij over een adres van de Zuid-Neder-
„landsche stoom tram weg;-maia.tschappij, verzoekende de aan-
„vrage va,n den heer E. de Bruijne niet in te willigen, tenzij
„het recht op schadeloosstelling worde gehandhaafd".
Met- betrekking tot deze zaak is alsnog ingekomen een adres
van de ZuidrNederlaindsche stoomtrarnwegmaatschappijge
vestigd te Breda, op daarbij aangevoerde gronden verzoeken
de afwijzend te beschikken op het a,dres van den heer De
Bruijne voornoemd.
De v o orzitter stelt dit punt aan de orde.
De heer B,eigersman zegt, dat hij de strekking niet. begrijpt
van het verzoek van de Zuid-Nederlandsche stoomtram weg-
maatschappij. Deze maatschappij is verplicht het medegebruik
van hare rails te gedoogen, in welk geval haar schadeloosstel
ling wordt toegekend. Wanneer de raad derhalve het verzoek
niet toestaat, dan doet zich het geval voor, waarbij in de