21 September 1901. 225 concessie is voorzien en krijgt de maatschappij schadeloosstel ling. Spreker wenschte gaarne hieromtrent het oordeel van burgemeester ên wethouders te vernemen. De voorzitter antwoordt hierop, dat, hoewel dien aangaande niets bekend is, toch het vermoeden voor de hand ligt, dat de Zuid-Nederlandsche stoomtramweg-maatschappij de kwestie van schadeloosstelling op het oog heeft. De heer Van Dam meent, dat de raad zich in deze kwestie niet behoeft te verdiepen. Enkel moet worden uitgemaakt, of den heer De Bruijne z,al vergund worden zijne rails te legeren naast die van de Zuid-Nederlandsche stoomtramweg-maat schappij. De heer Jacoby wijst erop, dat thans wel gesproken wordt over de belangen van de b ide tramweg-maatschappijen, maar niet over het belang der gemeente. Spreker betreurt het, dat indertijd de concessie aan den heer De Bruijne isi ver leend, zonder dat de gemeente er schadeloosstelling voor kreeg. De Zuid-Nederlaadsche stoomtramweg-maatschappij heeft nog eene brug moeten maken en aan de gemeente ten geschenke moeten geven De voorzitter onderbreekt den vorigen spreker en zegt dat deze van de orde afwijkt. Er is thans alleen eeno technischo kwestie aan de orde. De heer Jacoby wenscht enkel zijne stem te motiveeren en zegt, dat hij alleen dan het verzoek wil toestaan, wanneer de heer De Bruijne aan de gemeente eene schadeloosstelling be taalt van f 10000, Het prae-advies van burgemeester en wethouders, strekken de om afwijzend te beschikken op het verzoek van den heer De Bruijne, wordt alsnu in stemming gebracht en aangeno men met 17 tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren Van Hal, Verschraage, Heij- laerts, Smits, Vissers, Rombouts, Sleciitriem, Staal, Rees,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 225