26 October 1901. 239 De! voorzitter stelt dit ?dres aan de orde. De heer Reigersman zegt tegen het verleienem van subsidie te zijn voor dit doel. Het is zeker voor een ieder aangenaam te zien, dat arme' kinderen gevoed wordenhet zou wel een •onmensch zijn, die zich niet mede gelukkig gevoelde bij d vreugde dier kinderen. Maar philantropie in 't algemeen is eene moeilijke zaak, eene zaak waar men bij heeft door te denken. Het voeden van kinderen is, naar sprekers, oordeel, eene ziekelijke philantropie, hij zou haast zeggen een maat schappelijk kwaad. Het is de ta,ak der oud ;rs,, om hunne kin deren te verzorgen, dat is voornamelijk om hun voeding ta geven. Wanneer men niet in staat is een huishouden te kun nen onderhouden, dan moet men dat niet beginnen. Hoe dik wijls gebeurt bet niet in don hooger.n standj dat jongelieden hunne illusiei om te trouwen moeten achterwege laten, omdat hunne, inkomsten 'thun verbieden. Algemeen moefti deze ïegel gevolgd worden. De grootste affectie van een kind is tot de moeder, die het voedt. Wanneer men nu de taak van de ouders afneemt, wat zullen dan de gevolgen zijn De groote band tusschon ouders en kinderen wordt verbroken, do kinderen worden vervreemd van de ouders en de ouders vervreemd van de kinderen. Spreker kan zich voorstellen, dat de heeren van 't Nut er behagen in scheppen, om te zien hoe die arme kinderen zich te goed doen en 't is hun streven om hot voedsel zoo goed mogelijk te doen zijn. Maar dit heeft tot gevolg, dat die kin deren, wanneer zij 's middags goed voedsel gekregen hebben, des anderen daags over heit, eten te huis minder tevr:den zijn; dat stemt hen tot grootei ontevredenheid. Spreker heeft daarom voeding door vreemden altijd bestreden. Waar moet het heen, a's de gegoeden dj aime kinderen blijven voeden? De mindergegoeden zullen zich dan bepalen tot het creëeren van schepsels, die ze, niet kunnen onderhou den. 't Wordt dan een wissel trekken op de gegoeden. Het proletariaat, waaronder wij in den laat,sten tijd al genoeg lij den, zal daardoor worden aangekweekt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 239