250
26 October 1901.
„naren voor die invoering van het weduwen- en weezenfonds
„voor eigen pensioen betaalden en na de invoering ook door
„de nieuw toegetredenen is gestort, uitsluitend behoort te wor
gden bestemd voor maatregelen in het belang van die ambte-
„narcn.
„Volgens den hierbij overgelegden staat van de op 1 Octo-
„ber 1901 in dienst zijnde gemeenteambtenaren, benevens
„van het bedrag der pensioelnsbijdragen, gestort van af hunne
„indiensttreding tot 1 Januari 1901, beloopen die bijdragen te
„zaanen f 57 132,-
„Na rijp beraad zijn wij tot het besluit gekomen, dat, zon-
„der bezwaar, aan de op 1 October 1901 in dienst zijnde amb
tenaren 50 van de door hen gestorte bij dragen kaïn wor den
„gerestitueerd, hetwelk eiene uitgaaf zal vordteren van
28566,Hiervoor zouden te gelde' gemaakt moeten wor-
„den f 29 500,a 3|- schuldbekentenissen gemeente Breda
„waardoor jaarlijks minder aan rent ei zal worden ontvangen
„f 1032,50. Voegt men bij die rentederving1 van f 1032,50
,,de nog toe te kennen pensioenen aan mevrouw de
„wed G. Lamers en kinderetn ad 1200,
„en a,a,n P. van Gurp a,d240.
„dan vordert dit eene gezamenlijke uitgaaf van .f 2472 50
„Neemt men als maatstaf het winst-saldo over
„1900 ad f 5233.72
„verminderd met voornoemde som van 2472,50
„dan blijft er nog over een winst-saldo van f 2761,22
,,'s jaaxs.
„Tevens wordt door dei commissie het wenschelijkei bespro-
„ken om, ter voorkoming van te groot ei kapitaalvorming, öf
„jaarlijks een deel van de winst aan de deelhebbers uit te kee-
„ren óf om de doorloopende korting op eein lager percentage
„te stellen.
„Aan de eerste gaf dei commissie de voorkeur.
„Op grond van vorenstaande beschouwingen hebban wij
„de eer aan uwen raad voor te stellen
1°. „aan de op 1 October 1901 in functie zijnde ambtenaren
