270 16 November 1901. spreker a,an adressante daartoe alsnog dei gelegenheid willen geven. D© heer Slechtriem wijst erop, dat het gebruikelijk is in de bestekken steeds bepalingen op te nemen omtrent boeten bij te late oplevering. Die bepalingen worden gemaakt meer met het doel, om de on,willigen te dwingen,, dan wel om de goed- gezinden te treffen, die al het mogelijke doen, om den gestelden termijn niet te overschrijden. Wanneer nu blijkt, zooals in het onderwerpelijke geval, dat dei aannemer zijn best gedaan heeft, dan moet niet al tei streng worden vastgehouden aan de letter van het bestek, maar behoort eenige inschikkelijkheid te worden betoond. Bovendien beeft de gemeente niet de minste schade geleden. Do heer Verscheaage is het geheel eens met den heer •Slechtriem. Uit de stukken is hem voldoende gebleken, dat adressant op tijd besteld heeft. Wel is waar is eeiiei verklaring, als do heier Lijdsman wenscht, van zeer groot belang, doch eens beëedigde verklaring, z,ooa,ls door burgemeester en wet houders verlangd wordt, kan niet worden overgelegd. Alleen eene verklaring, opgemaakt door een notaris. De heer Sassen wijst erop, dat er reeds een raadsbesluit omtrent deze zaak bestaat. Spreker vraagt, of het derhalve geen overweging zou verdienen de- stukken te retovoyeexen naar burgemeester en wethouders ter nadere overweging of anders dei za,a,k a,a,n te houden. De beier Jacoby stelt voor, om het vorige raadsbesluit in to trekken en thans to stemmen over de al of niet-inwilliging van het verzoek. Worden dei stukken gezonden naar burgemeester en wethouders, dan zullen die met hetzelfde advies va,n vroe ger terugkomen. De heer Rombocts zegt,, da,t indertijd afwijzend op het ver zoek is beschikt, omdat men vermoedde, dat de bestelling te laat gedaan was. Thans toont, adressant® aan,, dat op1 tijd be steld is geworden, doch dat eenei werkstaking dei oorzaak, ia

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 270