288 16 November 1901. Hoofdstuk III. „In eeinei afdeeling verwondert men zich er over, da.t geen „memorie-post voor het kanaal naar den Amer is uitgetrokken. Volgnummer 94. Art. 1, a. „In eene afdeieling wordt het wenschelijke betoogd om helt „verhoogd voetpad tegenover den Boulevard-Mastboseh en de Parkstraat eenige meters in te korten, etn dit gedeelte met „keien te bestraten. Tevens wordt gewezen op den toestand, „waarin de steenslagfeestrating aan den Tramsingel bij slecht „weer zich bevindt. Wenschelijk wordt geacht het verharde „gedeelte te verbreeden, waardoor vermeden wordt, dat bij „slecht weer door het uitwijken der voertuigen slijk en mod- ,,der op den rijweg gebracht wordt, of wel op dezen singel „de: steenslag te vervangen door keibestrating. Volgnummer 101. Art. 3, a. „Is onder dezen post begrepen het uitbaggereta. van het wa iter aan de: monding van het riool aan den Nieuweweig, nabij „de machinefabriek, hetgeen zeer noodig geacht wordt. Men „meent, dat eein slager zijn vleeschvuil in het riool laat loo- „pen. Volgnummer 103. Art 3, c. „Door een der leden wordt gewezen op dei wenschelijkheid „om de hierbij genoemde som te verhoogen tot een zoodanig „bedrag, dat daaruit een ijzeren hek rondom de fontein op „de Grooite: Markt kan daargesteld werden. Hij meende, dat „hierdoor de fontiin zou beschermd worden tegen de balda digheid der straatjeugd. Volgnummer 104. Art. 3, d. „Het meerendeel der leden eener afdceling acht het ge- „wenscht in hat belang der volksgezondheid dit bedrag te ver- ,,hoogen tot uitbreiding der volksbadplaats, om ook vrouwen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 288