30 November 1901. 319 ging met f 1,per week to verhoogen, als wordende zij voor hunne zware diensten niet genoegzaam bezoldigd. Antwoord, Volgnummer 111. Art. 9. Burgemeester en wethouders achten het niet gewenscht deze quaestie incidenteel bij dei begrooting te behandelen, maar daarover het gevoelen in te winnen van de commissie voor dei gemeente-reiniging. De: heer Jacoby kan zich niet vereenigen met het antwoord van burgemeester en wethouders. Deze arbeiders verrichten het meest vuile werk en worden het slechtst betaald. De zaak is urgent, want wordt daarover thans geene beslissing genomen, dan wordt zij weder een jaar uitgesteld. Spreker meent overigens niet, dat de zaak zoo ingewikkeld is, dat er studie voor noodig is. De heer Vissers is het eens met den vorigen spreker. Als men nagaat, wat die arbeiders van hun gering weekloon nog moeten missen aan huishuur, assurantie:, zieken- en begrafet- nisfonds einz., dan rest hun hoogstens 70 a 80 cent daags, waarvan zij dikwijls met een gezin van 6 kinderen moeten leven. Spreker meent dan ook, dat die menschen veel te slecht betaald worden en dat de gemeente hun een behoorlijk bestaan moet geven. Wanneer het den werkman goed gaat, dan strekt dit ook ten bate van den neringdoende. De heer IngenHousz daarentegen is het volkomen eens met burgemeester en wethouders. Het feit, in hoeverre die werklieden te weinig betaald worden, moet onderzocht wor den. Daaruit toch zou kunnen blijken, dat voor sommige werklieden eene verhooging van f 1nog te gering is. Aan de bezwaren van den heer Jacoby kan worden tegemoet ge komen door het uittrekken van een memoriepost. De heer Staal wenschte wel te zien aangenomen, dat het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 319