326
30 November 1901.
da,t het verstrekken van versterkende voedingsmiddelen voor
herstellende zieken behoort tot de taak van de armbesturen.
De heer Jacoby wijst erop', dat de toestand van behoef
tige kraamvrouwen hier ter stede allerellendigst is. Spreker
is het eens met burgemeester en wethouders, dat de onder
steuning behoort tot de taak van de armbesturen, doch de
vraag is, kunnen en willen deze helpen. De armenwet is van
ouden datum en bevat vele draconische bepalingen. .Zij laat
dubbele bedeeling toe en bepaalt tevens dat geen burgerlijk
bestuur onderstand mag verstrekken, dan tij volstrekte on
vermij delij kheid.
De behoeftige kraamvrouwen hebben in den regel het
meeste gebrek aan versterkende middelen. Daarover moet
de medicus oordeelen. Hij schrijft die middelen voor, maar
ze zijn niet te krijgen. Het gevolg hiervan is, dat een kind
reeds van de geboorte af minderwaardig voedsel krijgt.
Wanneer men nu nagaat, dat aan behoeftig© kraamvrou
wen, die geen onderkomen hebben en in het stedelijk zieken
huis worden verpleegd, blijkens het gemeenteverslag worden
verstrekt J pond vleesch en 1 liter melk per dag, dan ligt
het op den weg van de gemeente, cm ook aan behoeftige
kraamvrouwen, die wel een onderkomen hebben, versterkende
middelen te verstrekken, wanneer de geneesheer dit voor
schrijft.
De heer IngenHousz zegt, dat hij met aandacht de be
schouwingen van den vorigen spreker heeft gevolgd, doch
meent, dat deze de verre strekking van zijn voorstel nog niet
genoeg heeft overzien. De particuliere liefdadigheid doet hier
veel, doch waar deze t© kort schiet, treedt het burgerlijk
armbestuur op. Wordt op het voorstel van den heer Jacoby
ingegaan, dan zal eene som van f 5000,nog niet voldoende
zijn. Als lid van het burgerlijk armbestuur weet spreker bij
ondervinding ho© het gaat. Tal van huisgezinnen zullen zich
dan aanmelden om voedingsmiddelen, om verbetering van
ligging, enz,. Spreker wensclit derhalve den voorsteller in
overweging te geven, dit punt voorloopig aan te houden.