364
28 December 1901.
Art. 4.
„De onderwijzers, bedoeld in dei laatste zinsnede van het
„voorgaande artikel, worden aangewezen door burgemeester
„en wethouders, het hoofd der school, do commissie van
„toezicht en den ariondissements-schoclopziener gehoord.
Art. 5.
„Voor het geven van onderwijs in dei vakken genoemd
„onder 1, m, n en p van art. 2 der wet op hot lager on
derwijs, wordt jaarlijks toegekend:
voor één vak f 100,
twee vakken - 150,
drie - 200,
vier - 250',
Art. 6.
,„De jaarwedden der vak-onderwijzeressen in de' nuttige
„en fraaie handwerken voor meisjes bedragen per wekelijkscli
„lesuur f 25,
Art. 7.
„Aan kweekelingem en meisjes, behulpzaam bij het on
derwijs in dei nuttige en fraaie handwerken, kan cp voor
dracht, van het hoofd der school, onder goedkeuring van
„burgemeester en wethouders, eene toelage van hoogstens
f 100,pei- jaar worden verleend.
Art. 8.
„De verhoiogingen, bedoeld in art. 2, voor zoover daar
door het bij de wet op het lager onderwijs vastgestelde
„minimum wordt overschreden, worden geacht in te gaan
„op den dag, waarop het recht op de verhooging zal zijn
„verkregen.
„De aanspraak op dei verhooging der jaarwedde, bedoeld
„in art. 3, ontstaat voor de onderwijzers cn onderwijzeres-