28 December 1901. 367 De heer Jacoby ondersteunt het voorstel van den heer Bloemarts. Spreker ziet niet in, waarom dei diensten in Breda wel- en die buiten de> gemeente doorgebracht niet zouden beloond worden, vooral, wanneer men in aanmer king neemt, dat dikwijls onderwijzers van het bijzonder bij heft openbaar onderwijs overgaan. De heer Romboüts zegt, dat niets aangenamer is dan te geven, doch ook niets onaangenamer, dan te weigeren. Dit neemt) echter niet weg, dat spreker niet met het voorstel van den heer Bloemarts kan medegaan. Dei wet heeft ge steld een 5-jarigen climax. Wanneer dei verordening daar aan niet voldeed, dan zou men zich met grond daartegen kunnen verzetten. Doch de verordening is veel gunstiger. Hier heeft een onderwijzer na 3 dienstjaren reeds f 600, terwijl d© wet hein eene hoogere: wedde toekent eerst na 15 dienstjaren. In Breda geniet een ondeiwijzer, niet na 20 dienstjaren, zooals dei wet aangeeft), maar reeds na 7 dienstjaren eene wedde van f 700,die nog kan opklim men. De. Brtedasche1 verordening is dus heel gunstig in ver gelijking met de rijkswet. Was het vorig jaar de verordening niet gemaakt, dan zou thans kunnen overwogen worden, in hoever op den grondslag der wet, met dei dienstjaren buiten dei gemeente kon worden rekening gehouden. Het voiorstel-BLOEMARTs zou bovendien reeds onmiddellijk eene meerdere uitgaaf vorderen van f 1700,per jaar. De heer Sassen kan zich evenmin vereenigen met heb voorstel van den heer Bloemarts. Spreker had dit voorstel niet verwacht, daar hij zich anders, evenals de1 lieer Rom boüts, met cijfers zou gewapend hebben. Toch meent spre ker te mogen wijzen op het vele goed©, dat de Bredasche verordening bevat, terwijl zij met algemeene stemmen door de schoolcommissie is goedgekeurd. De heer Bloemarts wil gaarne erkennen, dat dei salaris- regeling hier gunstig is en dat Breda zicli gerust de: eer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 367