23 Februari 1901. 37 „wordt en verplicht is tot deelneming in het rijkspensioen- „fonds „dat hij als 1 eeraar der hoogere burgerschool alhier is „opgenomen in het gemeentelijk pensioenfonds, naar een „grondslag van f 1833,33-1, en, om voor dien grondslag in het „rijkspensioenfonds ta worden opgenomen, door hem moet „worden gestort eene som van 916,67 „dat naar zijne meening de raad, volgens art. 28 der pen- „isioenverordening, bevoegd is om de uitkeering van de in die „verordening bedoelde pensioenen geheel of gedeeltelijk aan „het rijk over ta dragen en verder „eat hij bereid is van de rechten op ouderdomspensioen „volledig afstand te doen, indien onder toepassing van „voornoemd art. 28 der pensioenverordening bedoelde som „van f 916,67 wordt overgedragen aan het rijk. „Wij zijn van oordeel, dat dit verzoek van adressant niet „kan worden ingewilligd. „Eerstens, volgens art. 27 der pensioenverordening wordt „teruggaaf van gestorte kortingen alleen dan verleend wan- „neer tijdelijk aangestelde ambtenaren niet definitief worden „benoemd, en „twaedens is, naar onze meening, de raad niet bevoegd om „voor individueele gevallen, zooals dat van den hear Schef- „fer, de uitkeering gedeeltelijk aan het rijk over te dragen. „Voorts hebben wij de vaste overtuiging, dat met de redac- „ti-3 der 4e alinea van art.. 28 der verordening, waarvan de „aanhef luidt „Indien de uitkeering van de in deze verordening bedoelde pensioenen te eeniger tijd geheel of gedeeltelijk aan het rijk mocht worden overgedragen „de bedoeling heeft voorgezeten om dan de uitkeering ge deeltelijk over te dragen aan het rijk, indien b.v. bij wet ,,of koninklijk besluit zou geregeld worden, dat da leeraren „der gemeentelijke hoogere burgerscholen als deelgerechtig- ,,den kunnen worden opgenomen in het rijkspensioanfonds. „Wat het verzoek van den heer Scheffer betreft om toe- ijkenning van ouderdomspensioen, tegen de erkenning van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 37