23 Maart 1901. ,w 1 kinderen als kleinkinderen tot den ,leeftijd van 18 jaren, die ten laste van ,den belastingschuldige komen en geb o ,ren zijnvóór 1 Januari van het dienst- ,j a a r. „Kan dit voorstel de goedkeuring van den raad niet ver derven, dan wenschem wij met behoud der vorenstaande wijziging van art. 4 voor te stellen B. „Aan art. 3 van het bestaande heffmgsbesluit toe te voegen een en ander na aftrek van: a. „de renten van verschuldigde kapitalen; b. „krachtens wet. of testament verschuldigde lijfrenten en „periodieke uitkeeringen, onafhankelijk van den wil des „belastingschuldigen c. „periodieke uitkeeringen of giften aan bloedverwanten „of aangehuwden in de rechte lijn al of niet met bij voeging, wat door den raad moet beslist worden, van „die liun hoofdverblijf in deze gemeente hebben d. „de grond- dijk- en polderlasten vain onroerende goe deren. Niet toe te voegen kortingen op traktementen en beloonviv- ,gen wegens bijdragen voor pensioen of fondsen. C. „Artikel 3, letter c, van het tegenwoordig heffmgsbesluit „te lezen als volgt „de u i t e r 1 ij k e staat, dien de belasting- „schuldigen voeren, voor zoover het „inkomen niet geheel naar de ver schillende grondslagen kan worden „berekend. „Als kenteekenen van den uiterlij- „ken staat worden aangenomen" enz „(Zie art. 1 der "vïet van 21 September 1900, waarbij de „woorden „of naar de vertering'' zijn vervallen-.) D. „Artikel 4 te wijzigen als boven is omschreven. E„De verordening op de invordering van den hoofdelijken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1901 | | pagina 76