9 Mei 1903. 103 2. Waarom vooralsnog het maken van wat erg as niet gewenscht is. Omtrent dit punt wordt verwezen niaair het hierbij over- „gëüegid advies van den heer dr. Neurdeniburg en het rap- „porit van den directeur. Overigens dient vooral erop ge- wezen, dat de uitbreiding plaats zal hebben op eene zo<o- .danige wijze, dat de inrichting geheel bruikbaar is, wan- ,,neer later eene installatie voor gecarbureerd watergas zou „verlangd worden. 3. Waarom het plaatsen van een tweeden stationsnieter en het maken van twee nieuwe generatorovens kan worden uitgesteld. „Beide zaken maken wel een onafscheidelijk deel uit van „het uitbreidingsplan, doch eerst bij de gaandeweg klim-, „mande behoefte aan vermeerdering van productie is het „nioodig ze in gebruik te nemen. De uitgaaf, samen ad „ƒ23 000,met daaraan verbonden renteverlies, kan der- „halve gevoegelijk uitgesteld worden. 4. De plaatsruimte op het terrein, alwaar thans de gasfabriek gevestigd is. „Omtrent 'dit punt geeft het rapport A'an den heer direc teur der gasfabriek alhier de noodige toelichting, benevens „het vermelde in de bijgevoegde notulen van 23 April 1903. 5. Welke werken kunnen aanbesteed wor den en welke niet. „Vatbaar voor aanbesteding zijn de gebouwen, maar niet „de toestellen. „'Het leveren der laatste is geheel eene zaak van vertrou- „wen, wat niet belet dat het ijzer of staal aan keuring kan „onderworpen worden. Voorstel. „Ons voorstel is, naar de vorenstaande gegevens de gas fabriek uit te breiden en vooreerst voort -te gaan met het „produceeren van steenkoolgas.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 103