106
9 Mei 1903.
watergas gefabriceerd wordt te Rotterdam in twee fabrie
ken, den Haag, Utrecht, Deventer, Enschedé en Arnhem en,
zooals-hij meent, ook te Leiden, terwijl Zutphen eene gelheel
nieuwe fabriek bouwt met kooilgas- en watergas-iinstaliatie.
Op den duur zal dan ook blijken, dat zoodanige installatie
het meest voordeelig is.
De heer STAAL, ofschoon de toelichting van den heier
Rombouts appreciëerende, verklaart, dat hij met dat betoog
niet kan medegaan en mitsdien zijne stem zal geven aan
het onderwerpelijfce voorstel.
Spreker zal trachten de argumenten van den vorigen
spreker te weerleggen.
Door dezen wordt het terrein te klein genoemd.
Spreker erkent, dat het terrein klein is, maar niet te
(kleiin voor de voorgestelde uitbreiding. Moet eene nieuwe
fabriek worden gebouwd op een ander terrein, dan moet
dat terrein worden aangekocht. En waar dat te vinden,
vraagt spreker? Zoodanige fabriek zou een millioen gul
den kosten.
Spreker is wel geen tegenstander van watergas, doch acht
de tijd daartoe nog niet gekomen. Reeds het vorig jaar, toen
de stokerij vergroot en de ovens vernieuwd zijn, is de
grondslag gelegd voor deze uitbreiding.
Wanneer thans besloten werd tot invoering van water-
gas, dan zouden toch reeds dadelijk benoodigd zijn een
nieuwe gashouder, een exhauster en zuiveringstoestellen.
Dit alles is onmisbaar, zoodat de watergas-instailatie, met
inbegrip der kosten van aanbouw, toch nog op ƒ140 000,
zou komen te staan.
Spreker ziet wel in, dat na verloop van eenigen tijd zal
worden overgegaan tot de invoering van waterglas, doch
daar kunnen nog wel 10 a 12 jaren overheen loop-en en uit
breiding behoeft dan niet meer plaats te hebben.
Overigens meent spreker te moeten aandringen op aan
neming van het voorstel, zooals het hier ligt. De nood
dwingt. Als de directeur in den aanstaanden winter onge
zuiverd gas zou moeten leveren, dan zouden de klachten
-algemeen zijn, niettegenstaande door hem in tijds gewaar
schuwd is.