4 Juli 1903
143
Weduwen en weezen, die ondersteuning behoeven, de on
aangenaamheid te .besparen, dat zij op andere wijze de liefda
digheid moeten inroepen.
liet lijdt dus geen tegenspraak, dat de vereeniging is op
getreden met een liefdladlig doel, want het provenu is niet
gekomen in de kas van de vereeniging zelve, maar gestort
in een afzonderlijk fonds. Dit fonds wordt g-evormd ten deele
uit de bijdragen der leden, en verder uit zoodanige giften
als voor bet beoogde doel wondlen verkregen. Die werking
van het fonds beschouwt spreker als liefdadigheid en niet
andiers.
De heer SASSEN meent, dia:t voor die bewering van den
heer Bloemarts veel te zeggen valt. De vraag is echter, of
de netto opbrengst uitsluitend heeft gestrekt voor de aan
gegeven doeleinden, want de onkosten acht spreker nog al
hoiog. Spreker verzoekt mitsdien, voorlezing van liet adres
niet de daarbij behoorende toelichting.
Aan dit verzoek gevolg gegeven zijnde, zegt de heer SAS
SEN, dat hij met adressanten van oordeel is, dat de hef
fing ten onrechte is geschied.
De heer BLOEMARTS, de zaak nader toelichtende, zegt,
dat die tooneieilivereeuiging, gevormd uit diei Rotterdalmsche
afdeeilibg van den bond van Nederlandsche onderwijzers
hier ter stede eene uitvoering heeft gegeven, waarvan de
bate heeft gestrekt ten voordeeie van de algemeene onder
steuningskas. De afdecling Breda van gameiden bond is
hierbij opgetreden als intermediaire. Deze heeft de leiding
op zich genomen en gezorgd voor het afdragen der gelden.
De heer VAN DAM meent ook, dat er eene verwarring van
denkbeelden heeft plaats gehad. Er bestaat eene afdeeling
Breidtt en eene afdeeling Rotterdam van den bond van Ne
derlandsche onderwijzers, welke beide afdeeiingen hebben
sami ngeweikt \oor een game en schappelijk doel. Doch de
vraag is slechts, of dit dool liefdadigheid beoogde. Spreker
beschouwt de ondersteuningskas als een sociale regeling
van die belangen der onderwijzers en hunne weduwen- en
weezen, en niet liefdadigheid.