230 12 September 1903. benoemen tot leeraren aan het stadsteekeninstituut alhier, met ingang van 1 October 1903, ep eene wedde van 150, ieder. 5. Proces-verhaal van de op 3 September 1.1. gedane kasop- neming bij den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt, dat de boeken regelmatig zijn bijgehouden, en het onderzoek der re gisters en bescheiden tot geene opmerkingen heeft aanlei ding gegeven, terwijl de ontvangsten over het dienstjaar 1903, met inbegrip van het batig slot over 1902, hebben be dragen 355873,38 en de uitgaven 290391,57, zoodat derhal ve in kas moest zijn ƒ65481,75. Ten kantore van den ontvan ger is aanwezig bevonden een bedrag van 61403,50, welk bedrag, met het saldo, bij de Amsterdamsche Bank aanwezig ter betaling van coupons en uitgelote obligatiën, ten bedrage van ƒ4078,25, overeenstemt met het hiervoor benoemde kas geld. De voorzitter stelt voor, dit iproces-verbaal voor ken nisgeving aan te nemen Waartoe besloten wordt. 6. Schrijven van do commissie van toezicht op het middel baar onderwijs te Breda, dd. 4 September 1908, daarbij, in overleg met den heer inspecteur van het middelbaar onder wijs en den directeur der hoogere burgerschool alhier, voor stellende den heer A. van de Water, doctorandus te Kerk- driel, te benoemen tot leeraar in de Nederlandsche taai en letterkunde aan de hoogere burgerschool alhier voor den tijd van drie maanden, of zooveel korter of langer als noo- dig blijkt, op eene belooning, berekend naar eene jaarwed de van ƒ2000,voor 24 lesuren per week. De heer TEYGHIN vraagt, wat de oorzaak is, dat door burgemeester en wethouders geen prae-advies over dit voor stel is uitgebracht. De voorzitter antwoordt hierop, dat, waar het voorstel van de commissie is uitgegaan en burgemeester en wethou ders zich daarmede kunnen vereenigen, een prae-advies niet noodig wordt geacht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 230