231' 12 September 1903. de Zuidertram in gebruik. Anders zal de tram in het tegen woordige voetpad gelegd en zullen tevens eenige hoornen opgeofferd moeten worden. Daarbij zouden nog komen ver hoogde rails over den Delpratsingel, hetgeen zeer hinderlijk is voor het verkeer met voertuigen. Spreker meent, dat dit nadeel grooter is, dan de wegrui ming van een paar bloemperkjes, en dat ter wille van het behoud daarvan deze tramwegonderneming niet mag bena deeld worden. De heer SCHELTUS wijst erop, dat de adressant zelf heeft aangevraagd om de Willemstraat in te rijden, en de lijn te doen eindigen aan het Oranje-hötel. In het verzoekschrift is geen sprake van het berijden van de lijn der Zuid-Neder- landsche stoomtramwegmaatschappij, terwijl het evenmin eene vereischte is, dat de tram haar eindpunt vindt aan het spoorwegstation. Ook hoort spreker thans voor het eerst gewagen van groote waggons, en daarom zou hij een nader onderzoek willen opdragen aan twee deskundigen, door den raad te benoemen. De gemeente-architect heeft wel eenige kennis hiervan, doch deze schijnt ook niet vast in zijn schoe nen te staan, want bij de laatste bespreking werd de eisch van 30 M. straal in eene bocht op 25 M. teruggebracht. De heer INGENhHOUSZ vraagt, of er niet eene tramcom missie bestaat. De voorzitter antwoordt hierop, dat zoodanige com missie vroeger wel bestaan heeft, doch reeds eenige jaren is opgeheven. Het komt den heer TEYCHINÉ voor, dat aan de aanvrage, om de tram door de Willemstraat te leggen, onmogelijk kan worden gevolg gegeven. De lijn zou dan gelegd moeten wor den op het verhoogde middelperk, hetgeen voorzeker niet gewenscht is. Aan de westzijde loopt reeds de Ginnekentram en aan de oostzijde is de draai te kort, terwijl er bovendien gevaar zou ontstaan voor het verkeer met rijtuigen. Spreker begrijpt niet, welk bezwaar er kan bestaan, om die nietige bloemperken op te offeren, waar een zoo groot belang daartegenover staat. Ook het benoemen van deskundigen acht hij niet noodig.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 234