12 September 1903. 235 Spreker kan zich geen begrip vormen, wat deze zullen moeten adviseeren. De heer ViAN KEPPEL acht nöcli de Frederikstraat, nóch de Willemstraat de gewenschte weg. De nieuwe tramlijn moet aansluiting hebben met de bestaande tramlijnen aan hot spoorwegstation. Die aansluiting moet niet zijn loodrecht op de bestaande lijnen doch evenwijdig daarmede. En in dat geval zal het voorstel van burgemeester en wethouders beter aan de eischen voldoen, dan elke andere aangegeven richting. Voor spreker bestaat echter een ander bezwaar. Volgens de door burgemeester en wethouders voorgestelde richting zal de tram loopen door de Teteringenstraat over den Oranjesingel, om dan verder door de Terheijdenstraat voor een gedeelte te loopen over de lijnen van de Zuider tram. Bij spreker is nu de vraag gerezen, of dat medege: bruik van de lijn der Zuidertram niet reeds zou kunnen aanvangen bij den Lagen weg en door de Ceresstraat. Men zal beter doen de tram te houden aan de grenzen der ge meente, dan haar te laten loopen door een stadsgedeelte, waar zij niets te maken heeft. Spreker heeft gemeend dit punt onder de aandacht van den raad te moeten brengen, omdat niet enkel geldt de vraag, wat goed is, maar wat bet beste is. 't Is eene zaak, waarover in ween geval de technici behoeven gehoord te worden. De heer SCHELTUS meent, dat de raad moeielijk een be sluit kan nemen over het medegebruik van rails, gelegen buiten de gemeente. De Lage weg behoort onder de ge meente Teteringen. De voorzitter wijst op de bezwaren, welke aan dat medegebruik over zoo'n groot traject verbonden zijn. Er komt ook nog een paardentram tot hotel Bink, en het leg gen van drie lijnen op den rijksweg zal wel niet worden toegestaan. De heer ROMiBOUTS is van oordeel, dat de raad wel be voegd is, volgens de concessievoorwaarden, het medegebruik van tramlijnen door eene andere onderneming voor de be- irokken maatschappij verplichtend te stellen. liet ligt echter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 235