238 12 September 1903. De heer JACOBY wil toegeven, dat de beplanting bij het station op het oogenblik niet veel bijzonders is, doch als die perken er niet zijn en er komt een nieuwe tram bij, dan zal het daar een formeele losplaats worden, hetgeen in vele gevallen tot verontreiniging leiden zal. De voorzitter wijst erop, dat overlading van goede ren op het Stationsplein volgens de concessievoorwaarden niet mag plaats hebben. Komt deze tramverbinding tot stand, dan bestaat het plan als laad- en losplaats aan te wijzen een stuk gemeentegrond nabij de Trambrug. De heer VISSERS vraagt, of de concessionaris de bloem perken voor zijne rekening zal moeten opruimen en het ter rein met keien bestraten. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend. De lieer INGENHOUSZ vraagt, of er ook eenig tech nisch bezwaar bestaat tegen de aangegeven richting door den heer Van Mierlo. De heer VAN REPPEL zegt. dat het niet de bedoeling van den concessionaris kan zijn om enkel in de nabijheid te komen van andere lijnen, maar wel parallel daarmede. Het plan van den heer Van Mierlo kan daaraan niet voldoen. De voorzitter stelt voor de zaak aan te houden, om met den aanvrager nader te kunnen beraadslagen. De heer TEYCI1INÉ acht dit niet in het belang der zaak. Alles is reeds nauwkeurig met den concessionaris bespro ken. De heer ROMBOUTS zegt, dat burgemeester en wethou ders den architect hebben opgedragen deze zaak met den concessionaris te bespreken. Het voorstel kan dus gerust in stemming gebracht worden. De heer BLOEMARTS kan zich in zoover wel met het gevoelen van den heer Rombouts vereenigen. Alleen zou spreker gaarne vernemen, of ook de richting, door den heer Van Keppel aangegeven, bij burgemeester en wethouders in overweging is geweest.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 238