12 September 1903. 241 B. Verslagen. 1 Door den heer VERSCHRAAGE wordt namens de com missie, belast geweest met het onderzoek der gemeente-re kening over het dienstjaar 1902, uitgebracht het volgend rapport ,,De commissie, door den raad der gemeente Breda be- ,,noemd in zijne vergadering van 8 Augustus 1903, tot „onderzoek van de gemeenterekening over het jaar 1902, „heeft de eer te rapporteeren, die zij die rekening, bedra gende in ontvangstf 638 682,32i „in uitgaaff 625 339,78,i „sluitende alzoo met een batig saldo van f 13 342,54 „heeft nagezien, de verschillende posten met de overgelegde „bescheiden heeft vergeleken, en dat haar bij dat onder- „zoek is gebleken a. „dat in den 2en staat van oninbare nosten op den „hoofdelijken omslag, betreffende de primitieve ko hieren, als oninvorderbaar voorkomen de posten 71 „tot en met 94. b. „dat blijkens de rekening van ontvangsten en uitga- „ven, in ontvangsten hoofdstuk III, af deeling I, artikel „10, de pachter der visscherij, drie kwartalen te zamen „f 56,25 achterstallig is in de betaling zijner pacht. „Naar aanleiding dier opmerkingen meent zij erop te „mogen wijzen lo. „voor zooveel het. sub a omschrevene betreft, dat het „wenschelijk en raadzaam is, om door beslag onder „derden, hetzij op tractement als anderszins, te trach ten dergelijke als oninvorderbaar beschouwde posten „voor zooveel mogelijk te innen, en 2o. „ten aanzien van hetgeen hiervoor sub b is vermeld, „dat het haar bevreemdde, dat de borgen van den „pachter, die toch als voldoende gegoed bekend staan, „tot dusverre niet werden gesommeerd tot betaling „van het achterstallig bedrag. Zij vroeg zich af, waar toe de borgstelling, wanneer van het recht tot ver haal geen gebruik wordt gemaakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 241