10 October 1903. 263 door de Frederikstraat evengoed aansluiting kan worden verkregen met de lijn der Zuid-Nederlandsche stoomtram- wegmaatschappij als met de door burgemeester en wethou ders voorgestelde richting. De heer VAN KEPPEL kan ook niet medegaan met het prae-advies van burgemeester en wethouders en acht de door hem geopperde opinie daarin niet voldoende weer legd. Spreker blijft de Ceresstraat de meest gewenschte richting vinden, omdat deze is de kortste weg en boven dien een buitenweg, alwaar een stoomtram het meest op hare plaats is. Het gevaar zal er niet grooter zijn, dan langs den Oranjesingel. Ook de booht in de Terheijden- straat zal eenigszins ruimer kunnen worden, hetgeen spre ker door cene situatieteekening aantoont. Bovendien heeft het plan van burgemeester en wethouders zijne schaduwzijden. Op twee plaatsen moet de lijn een mooien weg doorsnijden, terwijl de daar aanwezige kerk verder door twee lijnen zou worden ingesloten. In het be lang van de veiligheid voor het algemeen verkeer acht spre ker dit niet gewenscht. Dat adressant nu ook aan het Rijk eene nadere aanvrage zal moeten indienen, kan geen be zwaar opleveren. De heer ROMBOUTS, de opmerking van den heer Lijds- man beantwoordende, alsof de lijn evengoed langs de Fre derikstraat kan worden gelegd, zegt, dat hij zich gewend heeft om inlichtingen tot een ingenieur der staatsspoorwe gen, die hem verwees naar den ingenieur Schotel, omdat bij den aanleg van tramwegen andere eischen gelden, dan bij het spoorwegverkeer. Uit een schrijven, door spreker van den heer Schotel ontvangen, blijkt, dat bochten, zooals in de lijn BredaOosterhout voorkomen, tegenwoordig niet meer gemaakt worden. Eene bocht van 50 meter straal wordt absoluut gewenscht 40 meter is uitzondering. Dit houdt verband met de goederenwagens, welke tegenwoordig gebezigd worden. Als bewijs van het groote ongerief, dat uit die smalle boch ten voortspruit, wijst spreker op een bericht uit Gastel, dat dezer dagen in de nieuwsbladen voorkwam, en waarin ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 263