264 10 October 1903. klaagd wordt over de veelvuldige déraillementen van de tram nabij het Gastelsch Veer. Het spreekt vanzelf, dat, waar geen andere richting mo gelijk is, men genoodzaakt is een smalle bocht aan te leg gen. doch hier is dit niet -het geval. Spreker stelt het tram verkeer hooger dan het behoud van een paar bloemperken op het Stationsplein. Komende tot de bezwaren van den heer Van Keppel, wijst spreker erop, dat de gemeente het recht heeft aan de Zui- derstoomtramwegmaatschappij het medegebruik harer lij nen door andere maatschappijen voor te schrijven. Dit be hoort echter niet te geschieden dan bij hooge noodzakelijk heid en zonder dat de dienst der bestaande maatschappij erdoor belemmerd wordt. Neemt men nu in aanmerking, dat de lijn der Zuidertram dagelijks 22 maal bereden wordt, dan gaat het niet aan een zoo groot traject voor medege bruik door eene andere maatschappij beschikbaar te stellen. 'De heer JACOBY zal eveneens stemmen tegen het prae- advies van burgemeester en wethouders. Niet, omdat op het Stationsplein een paar bloemperken zullen opgeruimd moe ten worden, maar, omdat de Oranjesingel door de te leggen lijn ten zeerste zou ontsierd worden. Het is niet de vraag, wat het beste is voor de maatschappij, maar wat het beste is voor de gemeente. Het voorstel van den heer Van Keppel vindt spreker veel aannemelijker. De voorzitter doet opmerken, dat volgens het plan van den heer Van Keppel eën aantal boomen in de Ceres- straat zullen moeten verdwijnen. Verder is de straal van de bocht in de Terheijdenstraat veel te klein. De heer SASSEN zegt, dat hij zich niet zal bewegen op technisch gebied, doch wil enkel zijn leedwezen te kennen geven, dat burgemeester en wethouders de richting, door den heer Van Keppel aangegeven, niet hebben overgeno men. In ieder geval had spreker meer afdoende redenen gewenscht tot staving van het prae-advies. Dat er dagelijks 22 trams loopen, acht spreker niet zoo erg, wanneer men in aanmerking neemt, dat die treinenloop verdeeld is over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 264