274
7 November 1903.
„dat bij raadsbesluit van 23 April 1887 aan de bank van
„leening een crediet is verleend tot een bedrag van hoog
stens f 25 000,onder bepaling, dat de eventueele winst
„aan de gemeente zal worden uitgekeerd tot een maximum
„van 4% van het opgenomen kapitaal
„dat de bank van leening op 31 December 1302 aan de
„gemeente schuldig bleef, op rekening van gemeld crediet,
„de som van f12 000,
„dat bovendien als bedrijfskapitaal in de fondsen der
„bank zijn gestort, tegen eene rente van vijf ten honderd
,,'sjaars, de borgtochten van den secretaris-schatter ad
„f2000,en van den pandbewaarder ad f1000,samen
„f3000,weshalve de schuldenlast der bank is f15000,—
„dat de rente van het door de bank aan de gemeente
„verschuldigde kapitaal, volgens rekening-courant, over
„1902 heeft bedragen f435,56, terwijl aan de gemeente niets
„is uitgekeerd kunnen worden, daar de bank nog een vcr-
„lies heeft opgeleverd van f 191,40
„dat, wil alzode bank, die vanwege de gemeente in het
„kosteloos genot is gesteld van een gebouw en directeurs
woning, niet mot belangrijk verlies werken, het noodzake
lijk is den rente tax op twaalf ten honderd voor alle pan-
„den te behouden
„heeft besloten
„den rente-standaard in de bank van leening te Breda bij
„voortzetting vast te stellen op t.ioaalf ten honderd per jaar
„voor alle beleende panden, te rekenen van '1 April 1903.
„Dit besluit zal aan de gedeputeerde staten der provincie
„Noord-Brabant worden ingezonden, ten einde daarop de
„goedkeuring der hooge regeering te verkrijgen."
De heer JACOBY zegt, dat hij vroeger, toen hij nog geen
lid van den raad was, wel eens gesproken heeft over den
hoogen intrest, door de bank van leening gevorderd. Spre
ker noemde dat woeker, doch thans wil hij dat woord open
lijk terugnemen, omdat hem gebleken is, dat de gemeente
er geen winst bij behaalt.
Toch meent spreker, dat de toestand iret is, zooals hij
behoort te zijn. De bank bezat, volgens het jaarverslag, op
31 December 1.1. een actief van f 32 532,95, terwijl het pas-