November 1903. 283 in den beginne omvangrijk zullen zijn, doch deze zullen van lieverlede verminderen en bij slot van rekening zal blijken, dat die ambtenaar wel gemist kan worden. Behalve de ar chitect bestaat het personeel der gemeentewerken nu reeds uit een hoofdopzichter, twee opzichters en een meester knecht. Spreker meent, dat de hierbedoelde werkzaamheden gevoegelijk aan een der tegenwoordige opzichters kan wor den opgedragen, hetgeen hij in het financieel belang der gemeente acht. De heer BLÖEiMARTS meent, dat de heer Teycliiné zich in den omvang der werkzaamheden vergist. Reeds jaren bestaat hier eene bouwverordening, doch het is hekend. dat verschillende bepalingen niet worden nageleefd, hetgeen speciaal te wijten is aan de omstandigheid, dat met het toezicht daarop geen afzonderlijk ambtenaar belast is. Dooi den vorigen architect is er al op gewezen, dat eene behoor lijke controle niet mogelijk is zonder een speciaal ambte naar. Er behoort een preventief toezicht te wezen. Ook het tweede argument, dat de woningwet alleen in den beginne eenige meerdere werkzaamheden zal veroorzaken, acht spreker niet juist. De woningwet verscherpt de bouw verordening. Die wet stelt algerneene regelen, waaraan de bepalingen der bouwverordening moeten voldoen. Overigens blijft die verordening eene, die dagelijks werkt en in de toekomst zal blijven werken. De daaraan verbonden werk zaamheden zuilen niet afnemen, doch integendeel grooter worden, naar mate ook de voorschriften der verordening betere toepassing vinden. De heer TEYCHINÉ repliceeren.de, zegt, dat het hem niet onbekend is, dat de woningwet vele werkzaamheden zal vorderen. Er zijn toestanden, die gebrekkig zijn en bepaald verbetering eischen. Spreker komt er echter op neer, dat, zonder uitbreiding van personeel, wel een der bestaande opzichters speciaal met die werkzaamneden kan worden oelast. De voorzitter betoogt, dat het personeel bij de ge meentewerken thans reeds erg bekrompen is. Een der op zichters is uitsluitend belast mot het toezicht op de bestra-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 283