5 December 1903.
295
bij de bepaling van den prijs voor bet water. Spreker kan
zich derhalve niet vereenigen met de zienswijze van den
heer Van Mierlo.
De heer VAN MIERLO repliceerende, is het niet eens met
den heer Jacoby, waar deze beweert, dat geen meterhuur
behoort gevorderd te wordten, omdat de meters dienen als
controlemiddel voor de gemeente. Dan zou ook voor de gas
meters geen huur gevraagd dienen te worden. De raad is in
deze niet consequent.
En wat betreft de opmerking van dien heer Rombouts, dat
het gebruik van gas niet verplichtend is, doch van waiter
wel, wijst spreker erop, dat dan aan allen het water bij
abonnement dient geleverd te worden.
Spreker wenscht de meterhuur niet te beschouwen als
aene belasting, maar als ecne matige vergoeding voor het
gebruik van den meter.
Een voorstel van den heer VAN MIERLO, om ook van
den eersten of eenig.en watermeter huur te vorderen, wordt
niet ondersteund en kan alzoo geen punt van verdere be
handeling uitmaken.
De voorzitter betoogt, dat het doel van het voorstel
van burgemeester en wethouders is, om de houders van me
ters van groote afmetingen eenigermate te laten bijdragen
in de belangrijke kosten dier meters.
De lieer JACOBY zegt, dat hij zich ook hiermede niet kan
vereenigen. De meter heeft volstrekt geen nut voor den ver
bruiker, maar wel voor de gemeente.
De voorzütter wijst erop, dat bij meerder waterver
bruik ook 'de prijs van het water vermindert. En als de ge
meente dan nog kostbare meters moet beschikbaar stellen,
is dit dubbel nadeelig.
De heer JAOOBY doet nader zijne bezwaren tegen het
voorstel kennen. Als de gemeente haar gelieele bedrijf sa
menvat en zij van oordeel is, dat de waterleiding niet ge
noeg opbrengt, dan moet zij den prijs van het water ver-
hoogen.