5 December 1903.
299
percentage 2%, zoodat Breda die gemeenten dus met 50%
overtreft. Overziet men het gros der traktementen, dan
komt het spreker voor, dat over het algemeen genomen, de
salarissen hier vrij goed. geregelldi en sommige zelfs
zeer hoog zijn. Natuurlijk heeft ieder liever meer, doch er
is eens een grens. Spreker zal daarom tegen verdere ver
hooging stemmen.
Waaraan zijn nu die meerdere uitgaven toe te schrijven?
In 1891 bedroeg het netto te kort op onderwijs ruim
44000,terwijl voor 1904 diat te kort geraamd is op
67893,—. Eene vermeerdering alzoo in dien tijd van ruim
ƒ23000,—.
Vierder vraagt spreker zich af, waarom Breda liane hoo-
gere burgerschool moet bekostigen, en Den Bosch niet.
Ook bij de regeling van de flnanciëele verhouding tusschen
Dijk en gemeenten is Breda in eene veel ongunstiger conditie
gekomen dan Den Bosch. De rijksuitkeering bedraagt voor
Den Bosch nu reeds 13000,meer dan het vroege fixum.
Om aan dat meerdere bedrag te kunnen komen, moet de
bevolking van Breda eerst nog met 8000 zielen toenemen.
Terugkomende tot de kosten van de: hoogere- burgerschool
wijst spreker erop, dat elke leerling aan de gemeente kost
120,Breda telt 88 buitenleerlingen, zoodat deze eene
uitgaaf vorderen van ƒ10500,terwijl de gemeente slechts
9500,— rijkssubsidie geniet. Maastricht met 46 buitenleer
lingen ontvangt ƒ10000.— rijkssubsidie, terwijl Nijmegen
met 11 huitenleerlingen 8000,en Apeldoorn met 8 buiten
leerlingen ƒ7000,subsidie geniet.
Hieruit blijkt dus, dat die subsidieregeling zonder eenig
systeem is. Bovendien valt niet te ontkennen, dat het mid
delbaar en gymnasiaal onderwijs ten goede komen aan de
gohsele bevolking van Nederland, zoodlat het billijk is, dat
het Rijk die kosten drage en deze niet ten laste van enkele
gemeenten worden gebracht.
Spreker hèeft gemeend hierop de aandacht te moeten ves
tigen, nu weer eene nadere regeling en voorstellen betref-
femldle de financieel® verhouding tusschen rijk en gemeenten
te wachten zijn. Daarom zou hij een en ander onder de
oogen willen brengen van de bevoegde autoriteiten, ten
einde te trachten -de gemeente te ontlasten van uitgaven,